Skip to content

Antistollingsmiddelen

Bloed heeft de eigenschap om te stollen als dat nodig is. Bij een verwonding van de huid ontstaat er korstvorming en daarmee komt de bloeding tot stilstand

Onder bepaalde omstandigheden is het beter dat het bloed niet teveel stolt. Gestold bloed kan in de vorm van propjes blijven steken en een gedeelte van een bloedbaan afsluiten. Achter de afsluiting van de bloedbaan is dan geen doorbloeding meer en kan weefsel afsterven. Dit is het geval bij een hart- en herseninfarct. Als de arts inschat dat het beter is dat het bloed minder stolt, kan hij antistollingsmiddelen voorschrijven. Antistollingsmiddelen worden ook wel bloedverdunners genoemd. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen milde bloedverdunners en sterke bloedverdunners, welke via de trombosedienst gecontroleerd worden.
Veel voorgeschreven middelen zijn Ascal, Plavix/Clopidogrel/Grepid, Brilique, acenocoumarol en Marcoumar.

Het effect van de medicatie wordt voortdurend gecontroleerd. Het is belangrijk om te weten in welke mate het bloed stolt. Daarvoor kennen we in Nederland de Trombosedienst. Als het bloed na het gebruik van acenocoumarol en Marcoumar te weinig stolt, moet de dosering weer verlaagd worden.

Tegenwoordig worden steeds vaker nieuwe antistollingmiddelen voorgeschreven. Voordeel van deze middelen is dat er geen frequente controle door de trombosedienst nodig is, omdat de middelen een stabiel effect uitoefenen op het bloed.